Claudia (30) vond in Bas de liefde van haar leven. Toch slaat ze hem soms zo hard dat hij onder de blauwe plekken zit.
“Ik voelde mijn wangen gloeien. Bas was later thuis door een megafile waardoor we koopavond misten. Ik was zo boos. Eerst schold ik hem uit, verweet hem dat hij geen uur eerder was weggereden. En daar was hij: de bekende waas voor mijn ogen waarvan ik al maanden hoopte dat ik eroverheen gegroeid was. Niet dus. Ik balde mijn vuisten en stompte Bas in zijn buik. Keihard. Alsof hij een boksbal was. Bas hield me tegen, greep me bij mijn polsen. “Doe even rustig,” maande hij. Hij dacht dat ik dolde. Dat maakte me alleen maar nog bozer. Zo boos dat ik hem – toen hij me los liet – vol in zijn gezicht sloeg. Ik zag zijn blik veranderen. Zijn ogen werden groot van verbazing. “Dat doe je maar één keer,” siste hij. Hij draaide zich om en liep de tuin in. “Sorry!” schreeuwde ik hem nog na, overmand door spijt. Ik was woedend op mezelf, dat ik het wéér zover had laten komen en mijn boosheid niet had overwonnen. Ik rende Bas achterna, wilde hem beloven dat ik hem nooit meer zou slaan. Maar hij draaide weg. Pas later praatten we. Ik lag huilend op mijn knieën over zijn schoot toen hij me vergaf. Maar ondanks alle mooie woorden en oprechte wroeging bleef het helaas niet bij die ene keer.
Heetgebakerd
Ik ben altijd heetgebakerd geweest. Ik was zo’n kind dat in de supermarkt op de grond lag te krijsen. Niet dat mijn moeder ooit toegaf, maar ik bleef het doen. Later werd dat stampvoeten. Met de deuren slaan. Grommen. Ik scheurde tekeningen doormidden uit pure drift. Wanneer ik een pop bepaalde kleertjes niet aan kreeg, trok ik die kapot. Of ik rukte simpelweg haar kop eraf. Eerst vond mijn moeder het hilarisch. “Dat heeft ze van mij!” lachte ze dan. Daarna liet ze me alles weer opruimen.
Mijn moeder is Italiaans, ik half Italiaans. Dat temperamentvolle heb ik inderdaad van haar. Maar waar mijn moeder het houdt bij flink schreeuwen, met de deur slaan of een aardewerken bord tegen het aanrecht smakken, heb ik grote moeite me te beheersen. Soms word ik zo woedend dat er mist in mijn hoofd hangt. Dan wil ik gehoord worden of aantonen dat ik gelijk heb. Of ik wil dat een voorwerp of persoon zich naar míj buigt. Ben ik alleen, dan gooi ik ook met servies of deuren. Alleen blijft het daar niet bij. Ik smijt fruit tegen de muur waardoor het vruchtvlees in het granol plakt. Of ik geef de voerbak van de hond een slinger. Kan ik weer het natvoer uit de gordijnen pulken. En bleef het daarbij, dan was mijn agressie een zeer slechte eigenschap waarmee ik kon dealen. Maar helaas heeft ook mijn man het te verduren. Daar zit ik enorm mee. Ik voel me afschuwelijk fout. Ik hou van Bas. Waarom sla ik hem dan? Fatsoenlijk nadenken of stoppen kan ik niet wanneer ik zo’n vlek in mijn hoofd krijg. Gelukkig duurt die nooit heel lang, hoogstens twee minuten. Maar wanneer de drift weer weg trekt, zit ik vol gekmakende spijt.
Opgesloten
Op school duwde ik weleens een vriendinnetje tegen de grond. Ik krabde. Gaf een mep. Natuurlijk kreeg ik daardoor problemen. Dan moest ik bij iemand thuis sorry zeggen van mijn ouders. Die gingen dan ook mee. Daarna was ik weer een poos rustig. Ook mijn eerste vriend sloeg ik. Het begon met het gooien van een fles cola omdat hij niet wilde stoppen met klieren. De halfvolle fles kwam terecht op zijn hoofd. Mijn ex was woedend en sloot me op in de badkamer. Daar kwam meteen de spijt. Toen ik hem acht maanden later voor het eerst sloeg, verbrak hij direct de relatie. Dat brak mijn hart. Het had een waarschuwing voor me moeten zijn. Mijn tweede vriend sloeg me terug. Ik was verbijsterd. Het bizarre is dat ik deze keer degene was die het uitmaakte. Mannen die hun vrouw slaan deugen niet. Dat gaat van kwaad tot erger. Hypocriet natuurlijk, maar toch voel ik het zo.
Toen ik Bas leerde kennen, voelde ik direct dat hij mijn droomman is. Van hem zou ik met heel mijn hart houden. Bij hem zou ik bij een driftbui buiten een rondje gaan lopen. Desnoods in de slaapkamer een kussen aan gort trappen.
De eerste twee jaar kon ik me redelijk inhouden. Tot die keer na de file. Ik had me zo verheugd op een avondje shoppen met Bas. Nadat hij me vergeven had, heb ik eerlijk opgebiecht dat ik als ik alleen thuis ben weleens dingen stuk gooi. Ik vertelde ook over mijn twee vorige relaties en de rol van mijn agressieprobleem daarin. Daar reageerde hij erg lief op, maar ook vol onbegrip. “Je blijft van een ander af.” En daarmee ben ik het roerend eens.
Koffiemok als wapen
Bas en ik zijn inmiddels vier jaar getrouwd. Gelukkig getrouwd. Bas is fantastisch. Hij is ondernemend, lief, vrolijk, en hij ziet er geweldig uit. Ik dacht echt, hoopte ook heel erg, dat ik bij hem over mijn woede-uitbarstingen heen zou groeien. Maar dat is helaas niet gebeurd. Ik ben erg perfectionistisch aangelegd, en in stressvolle periodes ben ik sneller prikkelbaar en boos. Ik voel een soort onmacht over de situatie wanneer ik die niet in de hand heb. Of er zit ‘te veel’ in mijn hoofd. Dan word ik onredelijk. Wanneer er ziekte in de familie is, als Bas of ik problemen op ons werk hebben, of er is een dure autoreparatie of andere lelijke kostenpost, dan ben ik veel sneller ontvankelijk voor irritatie. In zulke tijden heb ik een extreem kort lontje kan om het minste ontploffen. Meestal explodeer ik om iets heel kleins. Slingerende natte sportkleding. De manier waarop Bas zijn uitsmijter eet. Eerst begin ik met gemene opmerkingen om hem uit de tent te lokken. Wat ik dan eigenlijk het liefst wil, is dat Bas me weer beter laat voelen of sorry zegt. Gewoon luisteren, aandacht, troost. Maar Bas herkent die signalen vaak niet omdat zo’n woedeaanval niet heel vaak voorkomt. Zo’n drie keer per jaar is het écht raak, terwijl ik natuurlijk veel vaker ‘gewoon’ geïrriteerd of boos ben. Ik zal Bas nooit schaden door geheimen door te vertellen of hem voor paal te zetten bij anderen, maar ik kan wel heel gemeen zijn. Dan raak ik hem stevig. Wanneer Bas tegen me in gaat, drein ik dat hij de Kindertelefoon maar moet bellen. Of dat hij bij zijn mammie moet uithuilen. Al mijn onvrede schuif ik op hem af. En dat pikt Bas natuurlijk weer niet. Hij is bepaald geen doetje, en die zoek ik ook helemaal niet. Soms is er dan ineens die waas en knapt er iets. Dan blijf ik doorgaan. En een uiteindelijke ontlading, geweld dus, zorgt ervoor dat alle onrust en onvrede ineens foetsie is. Ik gooi met spullen, stomp, of sla Bas in zijn gezicht. Ik gooi al mijn kracht in de strijd, ben totaal onredelijk. Soms met ik met iets wat ik toevallig in mijn handen heb. Ooit sloeg ik een koffiemok tegen zijn rug en brak het oor af. Woedend was ik! Ik werd zo boos op de mok die niet functioneerde, dat ik de hele set één voor één stuk smeet. Ik hoefde ze niet meer. Wanneer ik dan de dag erna de blauwe plekken zie of rode strepen van het krabben, dan schaam ik me diep. Dan zak ik jankend tegen de slaapkamerkast in elkaar omdat ik mezelf zo’n monster vind. Een reusachtige slappeling zonder zelfdiscipline. Ik vind op zulke momenten dat ik de liefde van Bas niet verdien. Dan huil ik mijn ogen rood omdat ik bang ben dat er een dag komt dat Bas vertrekt.
Spijt
Tot op heden is hij gebleven. Wel praat Bas de eerste uren na zo’n uitbarsting niet meer met me. Een soort reflectie, misschien ook zelfbescherming. Hij voelt zich dan vreselijk. En terecht, als je me ziet tijdens zo’n uitbarsting. Bij zo’n kenau wil toch niemand zijn? Ooit heeft mij me toevertrouwd dat hij weleens zijn auto aan de kant van de weg zet om alleen te zijn en alles te verwerken. Pas de volgende dag komen voorzichtig weer wat sms’jes en gesprekken, altijd nadat ik hem een lange mail stuur en spijt betuig. Ik probeer uit te leggen wat me heeft bezield, wat mijn stresspunten van die periode zijn. En ook al heb ik geen enkele reden om geweld te gebruiken, uiteindelijk reageert Bas dan weer en raken we in gesprek. Wanneer alles weer rustig is lukt het me prima om rustig te communiceren. Daarna hebben we goedmaakseks. Want buiten mijn temperamentvolle uitbarstingen en losse handjes, hebben we de perfecte relatie. Naast die drie keer per jaar dat het uit de hand loopt, zijn we gelukkig. We genieten van het leven, ondernemen genoeg leuke dingen, praten veel, en ook in bed is het nog spannend. Ik doe echt mijn best voor Bas. Probeer spontane dingen te blijven doen en verzorg me goed. Blijkbaar is het zoals het nu gaat voor Bas hanteerbaar.
Mijn ouders denken dat ik over mijn driftbuien ben gegroeid. Dat ik ze onder controle heb. We praten er niet meer over. Natuurlijk maken ze op feestjes en verjaardagen nog weleens opmerkingen over uitbarstingen uit het verleden. Dat vinden ze dan hilarisch. “Het was zo’n driftkikker!” Zowel Bas en ik laten dat zo. Ik omdat ik me schaam voor mijn gedrag en mijn ouders niet wil opzadelen met schuldgevoel. Mijn vader is een loebas. Hij heeft mijn moeder vroeger zeer regelmatig tekeer zien gaan en weet dat ik daar veel van heb meegekregen. Bas zwijgt op zulke momenten omdat ook hij zich schaamt. Welke gezonde vent van in de dertig krijgt nu klappen van zijn vrouw? Hij heeft soms striemen op zijn onderarm wanneer hij me tegen wil houden. Dan draagt hij overhemden met lange mouwen in de zomer. Geen enkele man is er trots op om op de sportclub te moeten liegen dat een blauwe plek daar zit door het grasmaaien of een val van de fiets. Maar Bas doet het wel. En ik verwen hem schandalig met zijn lievelingsgerechten, lieve briefjes, en aardigheidjes tot alles weer een beetje bezonken is. En ver daarna.
Therapie
Bas zegt dat hij van me houdt en me niet zal verlaten om wat ik doe. Maar soms, na een uitbarsting, kan ik daar flink over twijfelen. Dan ben ik bang dat ik nu wél over een grens ben gegaan. Bas is de man waarmee ik oud wil worden. En ik wil graag zelf in control zijn, me trots voelen dat ik mijn handen thuis kan houden. Ik wil dolgraag een gelijkwaardige relatie. Een zonder geheimen. Daarom zal ik echt iets aan mijn gedrag moeten doen. Het lijkt me fantastisch wanneer ik weer eens in zo’n trance van woede zit en dat ik dingen kan oplossen met woorden in plaats van daden. Ooit zo sterk kan zijn, is mijn doel. Daarom heb ik laatst alles verteld tegen de huisarts en gevraagd om therapie. Momenteel sta ik op de wachtlijst. Ik hoop bij een therapeut of in een groep tips te krijgen en handvaten. Bas en ik willen graag kinderen, en Bas wil niet dat ik met de pil stop voordat ik mijn therapie heb afgerond. Ik vind dat ik hem dat verplicht ben. Of ik mezelf ooit compleet kan beheersen of enkel nog met de deuren ga slaan zoals mijn moeder doet, is de grote vraag. Ik wil er wel hard voor werken. Want hoewel ik mijn kind nooit van zijn leven zal slaan zou ik me werkelijk doodschamen als zo’n hummel mij tekeer ziet gaan met de voederbak van de hond of nog erger, tegen zijn of haar vader.”
De namen in dit interview zijn op verzoek veranderd.
©EvelineKarman