‘Jouw vader is dood,’ zei Gwen’s (40) moeder altijd. Toen haar moeder onverwacht overleed, ontdekte Gwen dat ze jarenlang was voorgelogen.
‘Totaal verdoofd pakte ik in het bijzijn van mijn vader mijn koffer in.”
“Mijn moeder was mijn heldin. Vanaf dat ik me kan herinneren woonden we met ons tweetjes. Vaak bakten we samen pannenkoeken. Of we gingen naar het bos en maakten thuis beestjes van takjes en eikels. Ik was dol op haar. Dat mama anders was dan andere moeders, merkte ik pas toen ik zeven was en ze zes weken werd opgenomen op PAAZ, een psychiatrische afdeling. Van en creatieve, levendige vrouw veranderde ze in een schim van zichzelf. Ze zag grauw van de medicatie, was lusteloos. Ik zag haar afglijden. Eenmaal thuis kreeg ze een vriend. Ik kreeg weer hoop dat mijn moeder beter zou worden. Maar op vakantie met deze man en zijn dochter wist ik: mama is zieker dan ooit. Ze was jaloers op zijn tienerdochter en zocht continu ruzie. Ze goot flessen rode wijn in hun koffers en sprak onsamenhangend. Na vier helledagen reden we terug naar Nederland. In de auto spoot mama zonder reden een fles haarlak leeg in de ogen van dat meisje.
Mannelijke wezens
Mijn ouders zijn gescheiden toen ik negen maanden oud was. Mijn moeder heeft vanaf toen altijd tegen me gelogen dat mijn vader dood was. De eerste keer dat ik vroeg naar een vader, zat ik op de kleuterschool. Ik zag mannelijke wezens kinderen naar school brengen, en wilde weten of ik ook een vader had. Ik was zo klein dat ik zonder meer het antwoord van mijn moeder aannam dat mijn vader gestorven was. Nooit heb ik doorgevraagd waaraan mijn vader gestorven was en of ik naar zijn graf kon. Mijn moeder schreef me op school, bij zwemles, altijd in met haar naam. Daarom wist ik niet beter. Ik geloofde haar. Zelfs toen ik ouder werd, vroeg ik niet door. Dat mijn vader me nog jaren kaarten heeft gestuurd, heb ik nooit geweten. Mijn moeder gaf ze nooit aan mij. Als papa me kwam opzoeken, verstopte mijn moeder mij bij de buren. In mijn bijzijn heeft nooit iemand over hem gesproken.
Vreemde man
Ik logeerde al een half jaar bij een oom en tante omdat mijn moeder weer was opgenomen, toen de telefoon ging. Mijn oom klonk raar en vroeg naar mijn tante. Ik wist meteen dat mijn moeder was overleden. De radertjes in haar hoofd werkten niet meer. Ze bleek van een flat gesprongen. Een leven in een gesloten afdeling waar ze werd volgespoten met tranquilizers leek haar de hel. Ik was tien jaar oud en begreep toen al dat haar overlijden voor haarzelf beter was. Wel was ik kapot van verdriet. Stiekem had ik altijd gehoopt dat de tijd van pannenkoeken bakken weer terug zou komen.
Mijn familie besloot dat het beter was als ik nu mijn vader leerde kennen. Ik was op bezoek bij mijn oma toen de deurbel ging. Toen duidelijk werd dat mijn vader voor de deur stond, sloot ik mezelf een uur lang op in de wc. Alles wat ik ooit had gedacht stond op zijn kop. Ik was geen wees. Mijn tante overtuigde me tenslotte dat ik mijn vader op zijn minst moest leren kennen. Ik zat naast hem op de crematie van mijn moeder. Een totaal wildvreemde man. Tegelijkertijd voelde het heel vertrouwd. Ik was compleet onder de indruk dat ik dezelfde trekjes als hem had. Ik lachte hetzelfde, had zijn ogen. Dit was zonder twijfel mijn vader.
Vrijheid, blijheid
Van de wereld van op tijd naar bed en spreken met twee woorden, ging ik ineens op zaterdag mee naar mijn vaders stamkroeg. Ik werd op een kruk gezet en het was supergezellig. Ik mocht de straten rondstruinen met mijn nieuwe nichtje en neefjes. Leuk dat het was! Rouwen deed ik niet. Ik had een heel nieuw, gezellig leven vol vrijheid gekregen waarvan ik met volle teugen genoot.
Mijn vader kreeg van de ene op de andere dag een meisje van elf voor zijn voeten gegooid. Ik had het idee dat hij niet wist hoe hij zijn rol als vader moest invullen. Bij vriendinnetjes zag ik hoe een ‘happy family’ er uitzag en hoe betrokken vaders waren. Dat stond in schril contrast met mijn leven. Andere vaders brachten bijvoorbeeld hun kinderen naar een zwembad als ze dat wilden, mijn vader deed daar niet aan mee. Ik hoefde niet op een bepaald tijdstip thuis te komen, mocht op mijn 12e al op stap. En als de conrector van school belde omdat hij zich geen raad meer met mij wist en graag een afspraak met mijn vader wilde maken, zei papa gewoon: “Jullie zoeken het maar met haar uit, ik kom daar niet voor.”
Er waren natuurlijk mensen die daar een mening over gaven. Hun afkeuring trok ik me erg aan. Ik dacht dat mijn vader niet om me gaf. Niet omdat dat zo voelde, mijn vader liet vaak merken dat hij dol op me was, maar omdat de prototype vader-dochter-relatie er zo totaal anders uitzag. Ik bedacht dat ik andere dingen moest verzinnen om aandacht te krijgen. Maar wat ik ook probeerde, mijn vader corrigeerde me niet.
Dat kon ik op mijn dertiende helemaal niet aan. Ik werd een opstandige tiener, verweet mijn vader dat hij niet harder voor mij gevochten had toen ik klein was, en dat hij dat nu nog steeds niet deed. Elk jaar werd ik wel een keer van een school gestuurd. Spijbelen, blowen, een grote mond geven: ik deed het allemaal. Ik had foute vriendjes, feestte alleen maar. Af en toe ging dat verkeerd en belandde ik op het politiebureau voor diefstal of joyriden. Maar wanneer de politie dan naar mijn vader belde om te zeggen dat hij me kon komen ophalen, zei hij gewoon dat ik prima kon lopen. Vijftien jaar lang bestond mijn leven uit niets anders dan feesten, drugs, en lang leve de lol.
Bachbloesemtherapie
Ik was al ver in de twintig toen ik me bewust werd van het feit dat ik dingen had meegemaakt die me nog steeds beïnvloedden, en waar ik zelf geen controle over had. Al mijn sturing was met de dood van mijn moeder verdwenen. Ineens voelde het mezelf continu achter mijn verleden verschuilen als de weg van de minste weerstand. Ik wilde mezelf verbeteren, voelde dat er méér in mij zat. Maar waar moest ik beginnen? Ik heb gemediteerd, bij de psycholoog op de bank gezeten, familie-opstellingen geprobeerd en edelstenen gedragen. Ik deed Reiki, nam Bachbloesems. Maar niets hielp. Ik voelde me stuurloos. Was dit werkelijk de zin van mijn leven? Dat kon toch niet? Ik begon te twijfelen of ik misschien niet zelf erfelijk belast was. Wat als ik-net als mijn moeder een keer zou flippen? Ik ging naar de psychiatrische instelling waar mijn moeder was verpleegd en vroeg inzage in haar dossier. Zou ik ook gek worden of kon het een generatie overslaan? Veel wijzer werd ik niet van alles wat ik las. Maar gelukkig gaven nieuwe studies me meer inzage in hoe het verstand werkt en werd ik uiteindelijk gerust gesteld.
Scientology
Ik kreeg een vaste baan, verlangde intens naar huisje-boompje-beestje. Het was in die periode dat ik in aanraking kwam met Dianetics en Scientology. Ik weet dat vooral dit laatste een veelbesproken filosofie is waarover in de media nogal wat wisselende verhalen verspreid worden. Maar ik stapte er blanco in en werd verrast. Scientology gaf me antwoorden op mijn levensvragen. Ineens lukte het me om anders naar het leven te kijken. En naar mijn vader. Ik zag in dat mijn vader een intens goede man is. Dat ik me altijd had laten leiden door wat andere mensen van hem vonden. Mijn vader is altijd een zeer integere man geweest, die zich niet liet dirigeren door ‘hoe het heurt’. Hij deed altijd wat hij vond dat goed was. Mijn vader heeft mij altijd vertrouwd in mijn zoektocht. Uiteindelijk, na jaren, kon ik ook vanuit mezelf zien dat dat wat hij had gekozen, goed was. Daardoor kon ik de kronkels en onzekerheden waarmee ik rondliep eindelijk opruimen.
Huisje-boompje-beestje
Dat is nu alweer een kleine tien jaar geleden. Ik ben nog steeds actief in Scientology. De filosofie en de kennis die ik dankzij hen opdeed, gaf mij inzicht in de natuurwetten van het leven en in het menselijke verstand. Met dit inzicht kon ik dingen toetsen aan mijn eigen leven. Het mooie is dat mijn vader me al die jaren al steunt. Hij ziet wat Scientology me heeft gebracht. Ook mijn andere familie en vrienden zijn er inmiddels aan gewend dat ik me verbonden voel met deze levensvisie. Ze weten dat Scientology niet mainstream is, maar dat ben ik zelf ook nooit geweest.
Voor het eerst heb ik een stabiele relatie, iets wat ik vroeger nooit kon volhouden. Mijn vriend en ik zijn nu zes jaar samen. Hij is erg evenwichtig en heeft geen rugzak. Ik hou van zijn logica, van het leven dat we leiden. Ik heb een leuke baan, fijne vrienden en ben gelukkig. Dat was een lange weg, maar achteraf ben ik blij met hoe het allemaal gegaan is. Mijn jeugd was allesbehalve cliché. Ik heb echt mijn eigen pad kunnen bewandelen. Mijn eigen keuzes kunnen maken. Ik heb fouten gemaakt en ze ook weer zelf recht mogen zetten. Mijn vader bleek mijn rots in de branding. Ik heb nooit ruzie met hem gehad. Hij vond gewoon alles prima wat ik deed. Nu is hij mijn voorbeeld. Hij geniet van het leven en werkt hard. Nooit heeft hij mijn moeder zwart gemaakt. Hij wilde niet dat ik een ander beeld van haar kreeg. Het was juist van anderen dat ik hoorde hoe alles vroeger echt is gegaan.
Ik ben blij dat mijn vader me zo heeft opgevoed, dat ik hem heb leren kennen. Ik ben dankbaar voor wat ik nu heb. Dat ik goed terecht ben gekomen. Want ik weet dondersgoed hoe vaak ik rakelings langs de afgrond ben gegleden. Misschien daarom, of juist dankzij al dit verdriet, ben ik nu juist zo tevreden met mijn leven. Als het zo altijd mag blijven, teken ik direct!”
Dit interview stond eerder in Glamour
©EvelineKarman