Blendle

Judith (34): Ik heb spijt van mijn kinderen!

Judith (34) droomt al vanaf haar jeugd van huisje-boompje-beestje.
Wanneer ze uiteindelijk is gesetteld, komt de spijt. Ze vindt haar nieuwe leven vreselijk.

“Mijn jongste had zijn pols gebroken. Bij de EHBO-post zocht hij huilend troost bij me. Ik vond het vreselijk dat mijn kind zoveel pijn had en woelde onwennig door zijn haar. En baalde dat ik het bezoek van die avond moest afzeggen. Meteen was daar weer die gemene vonk in mijn lijf. Ik zou mijn leven offeren voor mijn kind. Hem altijd redden. Maar dat zou ik vooral doen omdat dat zo hóórt. Omdat dat wordt verwacht van een moeder. Want hoe graag ik ook wilde dat het anders was, ik zou het niet doen omdat ik dat voel.

Kinderwens

Op mijn twaalfde wist ik al dat ik kinderen wilde. Het liefst zo snel en zo veel mogelijk. Ik oefende met poppen en werd later de vaste babysit van twee gezinnen in mijn straat. Al dat getut, het haren vlechten: ik vond het geweldig. Toen ik op mijn eenentwintigste Frank ontmoette, was mijn eerste serieuze vraag aan hem of hij kinderen wilde. Ik vond hem sympathiek en zachtaardig. Ik was tweeëntwintig en Frank vierentwintig toen we trouwden. Toen het bedrijf waar ik als secretaresse werkte twee jaar later werd overgenomen en ik ontslagen werd, zag ik dat als een teken. De tijd was rijp voor een gezin.

Binnen vier maanden was ik zwanger. Joeri werd geboren: een droomkind. Ik wiegde hem en vond hem het allermooiste wat ik ooit had gezien. Frank was extatisch, zette een paginagrote geboorteadvertentie in de krant. Omdat ik niet te lang wilde wachten met een volgende zwangerschap, waagden we na een half jaar poging twee. Ook nu was ik binnen vier maanden zwanger. Het bleek een tweeling: allebei jongens. Eindelijk had ik mijn grote gezin! Na de geboorte van Kevin en Roel bleef ik op mijn roze wolk. Ik was zo gelukkig. Dagelijks twitterde ik selfies met mijn drie knullen met hashtags als #happymom en #lifeisgood.

Moe

Alles veranderde op de tweede verjaardag van de tweeling. Het waren drukke en zware jaren geweest waarbij ik maar dóórging. Als de kinderen groter werden, zou alles vast beter worden. Maar die middag knapte er iets bij me. Taart vloog over het kleed, chocomel klotste tegen het behang. Ik keek naar mijn kinderen, vol vlekken op hun gezicht en kleding, en dacht: waren jullie maar weg. Ik schrok zo van die gedachte dat ik die meteen wegdrukte. Maar de volgende dag bleef ik maar piekeren over die flits in mijn hoofd. In de speeltuin, terwijl de kinderen zand opaten en mijn moeder ingreep, realiseerde ik me dat het getuttel met mijn oppaskindjes leuk was geweest omdat ik ’s avonds weer naar huis ging. Bovendien waren het meisjes. Mijn jongens waren hyperactieve peuters, sprongen overal op en in. Overal zaten repen gescheurd behang tegen de muur. Hagelslag op de vloer. En dan was er continu dat gejengel, geschreeuw en zelfs vechtpartijen.

Ik dacht eerst dat het ADHD was, maar volgens de huisarts waren het ‘gewone gezonde kerels’. Frank noemde al het gevecht en geschreeuw, de zwaarden die alle meubels beschadigden en de kapotte ruit, ‘stoeien’. Jongens moesten volgens hem nu eenmaal ravotten, die zaten niet rustig aan tafel met diamond painting. Maar ik was de hele dag thuis en ergerde me rot aan de drukte en het geschreeuw. Ik vond er geen klap aan, aan het moeder zijn, en snakte naar een week zonder kinderen. Noemde ik ze eerst nog plagend ‘mijn apies’, later werd dat ‘snotapen’. Ik had niets met schoolpleinmoeders die in katzwijm orakelden over ‘zwitsalhaartjes’ en ‘natte prikzoenen’. Ik vond snotneuzen vreselijk. En op de wc stonken mijn kinderen net zo erg als hun vader, daar was écht niets schattigs aan. Toen Joeri ging wisselen, keek ik op een dag naar zijn scheve tanden in een gezicht vol korsten en dacht: wat een rotkop heb jij nu. Ik voelde niets meer van het schattige uit hun babytijd. Het was in die tijd dat ik mezelf afvroeg of er iets mis was met mij. Ik besefte dat als ik alles opnieuw mocht doen, ik andere keuzes zou maken. Hooguit één kind, misschien wel helemaal geen.

Schaamte

Ik schaamde me rot voor mijn gevoelens, vroeg Frank of hij ook weleens baaldagen had. En vond hij onze jongens niet ook erg high maintenance? Elke dag was er wéér een broek gescheurd of geëtter. De tv was van het dressoir gestoten of er zat een gat in het gordijn. Nieuwe schoenen waren soms binnen twee dagen kapot. Zette ik eten op tafel, dan krijste er al meteen iemand: ‘lussiknie’. Soms moest ik echt op mijn tong bijten, zo erg irriteerde het me.

Frank begreep me totaal niet. Hij zei dat ik beter mijn best moest doen en dat je ‘in kinderen groeit’. Maar hoe ik het ook probeerde: bij mij kwam dat gevoel van onvoorwaardelijke liefde niet terug. Mijn kinderen en de drukte eromheen gingen me alleen maar méér tegenstaan. Frank en ik kregen steeds vaker ruzie. Hij is veel geduldiger en liever, en dat merken kinderen meteen. ‘Vergat’ hij weleens de afgesproken schermtijd bij het gamen, voor mij werd het een doel om de jongens zo snel mogelijk op bed te hebben.

Nieuwe baan

Op advies van Frank ging ik weer parttime werken. We dachten dat ik een betere moeder werd als ik meer geestelijke uitdaging zou hebben. Met collega’s had ik weer een eigen identiteit. Maar beter werd het niet. Als een van de jongens op schoot wilde zitten, kermde ik dat hij te zwaar werd. Op vakanties zonderde ik mezelf af met een boek. Frank had daar moeite mee, maar vond ook dat als ik met tegenzin ‘moedertje’ zou spelen, de kinderen dat heus zouden merken. En dus vertrok hij met de jongens naar het zwembad en bleef ik achter bij de caravan. Ik deelde mijn gevoelens op een forum, maar niemand begreep hoe ik me voelde. Iedereen had toch weleens een baaldag? Ik had vast drukke kinderen, maar shit happens. Spijt van mijn kinderen? Ik was niet goed wijs. Mijn huisarts wist ook niet wat hij met me aan moest. Misschien had ik een burn out? Maar de gedachte aan vaker thuis zitten, benam me juist de adem.

Aan Franks reacties merkte ik dat ik steeds voorzichtiger moest zijn met mijn kritiek op de kinderen. Steeds vaker reageerde hij fel en omdat hij mij ongeïnteresseerd en overdreven prikkelbaar vond, slikte ik vaak mijn gedachten in en speelde de rol van lieve, trotse moeder.

En toen kreeg ik een aanval van hyperventilatie. Ik zakte ineen op de keukenvloer en dacht dat ik een hartaanval kreeg en dood ging. Pas nadat Joeri de buurvrouw had gehaald en ik rustiger werd, besefte ik dat ik roofbouw op mezelf aan het plegen was. Ik moest voor mezelf toegeven dat ik een verkeerde keuze in mijn leven had gemaakt. Jarenlang dacht ik dat ik geboren was als oermoeder, maar ik bleek mijn bloedeigen kinderen ná hun babyfase handenbinders te vinden. Die keer dat Roel zijn pols brak en we naar het ziekenhuis moesten voor gips, was ik boos op zijn lompe gedrag. Hoe vaak had ik niet gezegd dat hij rustig moest spelen? Mijn jongens vraten mij op. Ik had het leven met kinderen geromantiseerd en er totaal geen rekening mee gehouden dat ik drie wildebrassen zou krijgen die alledrie continu in de turbostand staan. Moeder zijn leek me fantastisch, maar in de praktijk ging mijn leven voorbij en bleek mijn grote moederdroom te bestaan uit dingen die ik niet eens leuk vond.

Apart wonen

Frank en ik besloten dat het beter was voor iedereen dat ik tijdelijk apart ging wonen. In mijn nieuwe huis besloot ik een andere jeugddroom waar te maken: ik werd goudsmid! Dit gebaar van Frank was een kans en als ik eenmaal gelukkig was, kon ik ook een betere moeder worden. Maar hoe meer ik mezelf verloor in studieopdrachten, nieuwe vrienden en mijn groeiproces, hoe meer ik besefte dat ik mijn nieuwe leven zonder kinderen zoveel leuker vond dan mijn oude. Ik was geschokt. Zat vol schuldgevoel. Hoe kon een moeder nu gelukkiger zijn zonder haar kinderen? Wat was ik voor een ijskoude heks? Frank werkte zich het leplazarus en had daarbij de zorg voor drie jonge tieners, en ik miste mijn kroost amper! Ik vond het oprecht leuk om ze te zien bij Frank, samen een spelletje te doen of naar het bos te gaan als gezin. Maar aan het eind van de dag, als Frank hoopvol vroeg of ik bleef slapen, verlangde ik naar mijn eigen huis.
Ik zeg ‘Ik hou van je’ tegen mijn kinderen, en dat méén ik. Ik heb ze gebaard en zien opgroeien, daardoor voel ik verbinding met ze. Ik geniet van hun lachbuien, vind het leuk om Frank in ze terug te zien. Maar als ik op mijn drieëntwintigste had geweten wat ik nu weet, had ik nooit mijn pilstrip weggegooid. Ik zie mezelf als een soort poes. Als de kittens dertien weken zijn, bemoeit moeder zich niet meer met hen. Ze tolereert ze, maar voedt ze niet meer en waagt haar leven niet meer voor hen.

Uiteindelijk zijn Frank en ik gescheiden. Hij leerde een andere vrouw kennen en ontdekte hoe fijn het is om met iemand te leven die de kinderen ziet als prioriteit. Ik vond het jammer maar begreep het goed. We hadden te vaak ruzie, hij was eenzaam. Eigenlijk gaf ik mijn huwelijk al op toen ik uit huis vertrok. Ik durfde het alleen niet hardop uit te spreken.
Sinds januari woon ik alleen. Eén keer per maand komen de kinderen een weekend. Ze zijn nu negen en bijna acht en denken dat ik overspannen ben. In dat weekend gaan we naar de dierentuin of een voetbalwedstrijd.  Daar ben ik niet té intensief met ze bezig en hoef ze niet constant te corrigeren. Op die dagen ben ik geduldiger en dus vriendelijker en dat is een zegen voor alle partijen. Het is zelfs gezellig. In de coronacrisis en de isolatie Facetime ik met een vrolijk gezicht en tientallen kushandjes met ze, en hamer er intussen op dat het veiliger is om gewoon bij papa en zijn nieuwe vriendin te blijven.

Vaak schaam ik me voor mezelf en hoe alles is gelopen. Ondanks dat ik spijt heb dat ik zo jong moeder werd, vertel ik mijn kinderen wekelijks dat ik van ze hou. Maar of ik dat net zo voel als Frank? Ik hoop heel erg dat de dag ooit komt, dat ik dat tegen mezelf kan zeggen.”

Dit interview is destijds geplaatst in Viva.
De namen zijn om privacyredenen veranderd.

©EvelineKarman