Blendle

Harmke (56): door mijn man zit ik in de schuldsanering

Harmke (56)  was financieel onafhankelijk. Na het ontslag van haar man raakte ze in een grote financiële crisis.

“Alsof ik de Staatsloterij had gewonnen, zo voelde ik me toen ik het blik knakworst en de ragoutbakjes streelde. Na zes jaar armoede was ik nu zo ver gezonken dat ik stiekem huilde op het toilet om een blik soep. En dat allemaal door mijn man, die me op onze trouwdag gouden bergen beloofde.

Spenden

Op mijn zestiende had ik uren gereisd voor een concert van Roberto Jacketti. Terwijl we voor het podium wachtten op onze jeugdheld, keek ik verlekkerd naar de knappe beveiliger bij de dranghekken. Toen Ton mij ook zag en naar me lachte, was ik verkocht. Twee meter groot, afgetraind, en de mooiste helblauwe ogen die ik ooit had gezien.
Ton en ik woonden op bijna twee uur treinen van elkaar, maar onze liefde hield stand. Ik was tweeëntwintig toen we trouwden, en dolgelukkig. Ton werkte hard voor zijn eigen beveiligingsbedrijf, stond altijd voor me klaar, en verraste me bijna wekelijks met een etentje of bos bloemen. “Mijn goudappeltje”, noemde hij me, omdat ik in die concertzaal  een Golden Delicious at.
We huurden een prachtige woning en kochten elk een auto. Omdat we allebei werkten kon dat best. Kinderen wilden we niet, we vonden onze vrijheid heerlijk. We genoten van ons geld, en maakten veel stedentrips. Van wat we overhielden spaarden we voor een wereldreis. Dat geld was er rond mijn veertigste. Ton deed zijn zaak over aan een medewerker, ik zegde mijn baan op. We kochten een tweedehands camper en zouden de wereld rondtrekken tot ons geld op was. Mijn moeder was als laatste van onze ouders overleden, vrienden waren altijd druk, en het huis waarin we woonden was niet van ons. Voor wie moesten we thuis blijven? “We doen het!,” joelden we dolgelukkig tegen elkaar.
Een fantastische tijd brak aan. Ton en ik waren continu samen. Wanneer we wilden vrijen, stopten we de wagen en kropen in bed. We maakten kampvuren, zwommen in verlaten meren, lunchten tussen locals, en als een plek ons beviel, bleven we er twee weken. We hadden alle tijd voor elkaar. Af en toe dronk Ton een biertje, en ik zag hem genieten. Voor zijn werk moest hij altijd nuchter zijn. Nu waren we vrij om in de avondschemering te proosten op de dag en ons geluk. Ik zag er geen kwaad in. Ton had altijd hard gewerkt. Deze reis was tijdelijk, en hij was nuchter als we reden. Het leven was er toch om te genieten? Wie weet hoe lang we straks nog moesten werken tot aan ons pensioen.

Eigen wasmachine

Na bijna drie fantastische jaren waarin we Finland, Noorwegen,  Spanje en Griekenland en alles daar tussenin bezochten, misten we een basis, het Hollandse eten, onze vrienden. Ik was helemaal klaar met het nomadengevoel en snakte na alle wasserettes naar een échte wasmachine van mezelf.
Ik kreeg werk als receptioniste, Ton kon terecht bij een uitvaartcentrum. Ook vonden we snel een particuliere huurwoning. Dat eerste half jaar moest ik flink wennen. Ik was verleerd om voor een baas te werken en miste de intimiteit van het wonen in een kleine ruimte. Gelukkig hadden we onze camper nog en we trokken er in de weekenden vaak op uit. Wel schrok ik ervan wat alles kostte. Jarenlang bestonden onze financiële verplichtingen uit enkel een reis- en ziektekostenverzekering, boodschappen doen, en af en toe een gasfles wisselen. Maar in Nederland mag je niet op de openbare weg slapen en moet je dus naar een dure camping. Nu hadden we weer een huis, maar al het geld dat binnenkwam vloog letterlijk weg!
Na een jaar, we hadden net alles op orde, stopte Ton met zijn werk. De huilende familieleden, het missen van geintjes, de sombere, zwarte sluier waarin hij bewoog: het brak hem op. Ik had gemerkt dat mijn liefste niet meer gelukkig was, -Ton dronk na zijn werk minstens vier biertjes-, maar ik weet dat aan het acclimatiseren en misschien aan heimwee naar onze vrije periode. “Ik vind zo weer wat anders,” beloofde Ton. Maar dat lukte niet. Ton is een harde en eerlijke werker, maar hij is een man van de straat en heeft nooit doorgeleerd. We waren halverwege de veertig en niemand wilde hem hebben. Zelfs voor de supermarkt miste hij een diploma. “Het komt goed”, troostte ik hem. Maar na een jaar en nog geen baan, zag ik het somber in. Ik zag hoe hij wegkwijnde. Als hij al ergens op gesprek mocht komen, liep dat altijd uit op een teleurstelling. Te oud. Te weinig ervaring. Te veel ervaring. Om Ton een hart onder de riem te steken en hem te vertroetelen, bleef ik bier kopen.

Die eerste anderhalf jaar dat hij thuis was, stond na mijn werk het eten klaar en was er gestofzuigd. Maar na weer een jaar mokte Ton dagelijks met zijn pilsje op de bank. Ik werkte intussen overuren om de boel te redden, maar het financiële moeras werd steeds dieper. Van levensgenieters waren we veranderd in een tobbend stel. Alles rekende ik om in geld. Chinees halen? Mijn verjaardag vieren? Overal hing een bedrag aan vast, en dat geld was er vaak niet. Ik had een geheim potje voor uitjes, maar steeds vaker betaalde ik daar noodzakelijke rekeningen van, want een aanmaning leverde weer extra boetes op. Ik maakte me grote zorgen. Wat als ik straks medische hulp nodig had en mijn eigen bijdrage niet kon betalen? De mondhygiëniste en mijn sportclub had ik intussen al opgezegd. Mijn sportschoenen droeg ik naar mijn werk.

Werkloos

En toen verloor ik mijn baan. Gelukkig vond ik na vier maanden een nieuwe, maar mijn nieuwe werkgever had me een dag per week minder nodig. Ik was allang blij, liep inmiddels tegen de vijftig. Maar er was wél een financieel gat waardoor ik achter liep met de energierekening. Mijn laarzen hadden al twee keer én nieuwe zolen én nieuwe ritsen gekregen, en voor het eerst in mijn leven kocht ik tweedehands kleding. Wat miste ik mezelf, het zorgeloze dametje van vroeger met de leuke kleding.
Ton rekende uit dat we maandelijks eenentachtig euro kwijt waren aan wegenbelasting voor onze camper. De verzekering kostte zeventig euro. Een volle tank honderd euro, het onderhoud niet meegerekend. Tot het tij weer meezat, moesten we onze camper verkopen, want dat loste alle financiële problemen op. Met pijn in ons hart namen we afscheid van onze Jonas, want zo noemden we ons huisje waarin we ruim acht jaar apetrots rondreden. Van de opbrengst losten we alle schulden af, kochten een nieuw matras, en ik vond een tweedehands autootje voor mijn tweede baan van twee keer vijf uur per week, zodat ik weer fulltime kon werken. Ook hielden we zonder Jonas elke maand geld over. Nu zou het vast allemaal weer beter gaan!

Ton is de liefde van mijn leven. We hebben zo ontzettend veel mooie jaren gehad, zoveel gedeeld. Wij leefden onze dromen. Elke dag op reis maakte Ton me wakker met een glas thee. Hij trok met stokken hartjes in het zand, wreef mijn voeten warm. Ik zag heus wel dat de man waarop ik ooit verliefd was geworden de laatste vier jaar veranderd was in een sombere, passieve zeur. Maar Ton is een gouden vent en ik gun hem de wereld. Daarom, hoe stom ook, bleef ik nu we weer wat meer ruimte hadden bier kopen. Ik sloot mijn ogen voor wat ik dacht, vond het vreselijk om mijn man zo verdrietig te zien. Dan zat hij in zijn mooiste overhemd verslagen op de bank na weer een afwijzing. Op het laatst gaf hij de hoop op. En ik werkte me het leplazarus. Soms viel ik al na het journaal in slaap. Het lijkt me onverteerbaar wanneer de maatschappij je niet meer nodig heeft. Ton voelde zich een immense loser omdat hij afhankelijk was van zijn vrouw. En ik vergoelijkte alles en zei dat we het zo ook wel zouden redden. We waren gezond en samen, en de vette jaren kwamen wel weer.

Bloedspetters op tafel

Vlak voor kerst, het was glad en ik was moe en haastig, veroorzaakte ik een ongeluk. Ik bleek de verzekeringspremie niet betaald te hebben. Mijn auto was total loss, die van de tegenpartij had blikschade. Van mijn laatste geld kocht ik die af. Maar nu had ik geen auto meer, waardoor ik mijn tweede baan moest opzeggen. We ontvingen toeslagen, maar konden de huur van onze particuliere huurwoning niet meer opbrengen. We verhuisden naar een seniorenwoning van de gemeente. Ik leende geld bij collega’s dat ik terugbetaalde van mijn vakantiegeld. Ik verkocht sieraden. Skipte mijn maandelijkse bakje kibbeling.
Toch ging er ondanks alle nieuwe bezuinigingen maandelijks meer uit dan erin kwam. Na weer twee jaar ploeteren, stopte Ton met stofzuigen en afwassen. De boodschappen deed hij ook niet meer, waardoor ik erachter kwam dat mijn man meer dronk dan hij altijd had gezegd. We raakten in een sociaal isolement. Ton werd vaak na een paar biertjes agressief in discussies. Dat maakte hem niet populair. Omdat ik daarvoor dagelijks mijn collega’s zag, merkte ik pas laat op dat we bijna al onze vrienden kwijt waren. We hebben nog contact met één buurvrouw. Die vond Ton een keer met zijn fiets in een greppel. Niet lang daarna sliep hij zijn roes uit op het vloerkleed, zijn hoofd onder de bloedspetters en de glasscherven van de gebroken salontafel. Ik vroeg me af of het inderdaad een onverwacht telefoontje was geweest waardoor Ton een pan op het fornuis had laten droogkoken en ons huis bijna was afgebrand. Was hij misschien apelam in slaap gevallen? Eindelijk viel het kwartje. Ton was al lang geen sociale drinker meer. Hij was alcoholist.
Ik durfde Ton niet meer alleen te laten. Huilend zegde ik mijn baan op. Hulp wilde Ton niet, want hij kon dit ‘heus alleen oplossen’. We hadden vaak ruzie omdat hij niet betutteld wilde worden. Daar zat mijn stoere vent van twee meter, met een pafferig gezicht en een rode neus en vooral vol koppigheid. Bloemen had ik al jaren niet meer gehad.

Ineens ging het hard. Ik kreeg een naheffing van de Belastingdienst omdat er iets verkeerd was gegaan met mijn aangifte bij mijn tweede baas. Ik moest naar een weekendtandarts omdat een pijnlijke ontsteking onder mijn kies opspeelde. En we moesten bijbetalen aan energiekosten omdat ik nu hele dagen thuis was. Ik vulde het ene gat met het andere, was letterlijk doodop. En toen kwam de dag dat ik thuiskwam van het boodschappen doen en er een executiebevel op de deur was geplakt. Onze meubels werden in beslag genomen. Ik schaamde me vreselijk, wilde van de aardbodem verdwijnen. Jaren had ik geprobeerd te redden wat er te redden viel, nu hing ons privéleven alsnog op straat. Natuurlijk werd er weleens wat geroddeld, maar ik denk niet dat mensen doorhadden dat het zo slecht ging met ons. Ton had nooit open gedaan bij deurwaarders en incassobureaus en had aanmaningen en dwangbevelen altijd weggegooid voordat ik thuis kwam van mijn werk.

Gebitsproblemen

Uiteindelijk bleek de enige uitweg de schuldsanering. Ik vind het vreselijk, rondkomen van vijftig euro per week. Vooral omdat ik aan bier zo’n 15 euro per week uitgeef. Met roken ben ik gestopt, maar Ton draait zelf sigaretten en geeft ook daar nog 9 euro per week aan uit. Dan blijft er vijfentwintig euro per week over aan leefgeld. Vreselijk vind ik dat. Ik koop pasta en rijst in bulk, leef op aanbiedingen, en eet enkel groenten uit de aanbieding, waarbij ik uitga van 50 gram groente per persoon per dag. Gelukkig stopt een Syrische winkelier me af en toe een zak tomaten, druiven, of een brood toe. Maar mijn slechte eetpatroon breekt me op. Ik voel me zwak en krijg last van mijn gebit. Door een speciale regeling van de gemeente mocht ik laatst naar de tandarts, maar zelf ga ik niet. De verwarming staat standaard op achttien graden. Hoger mag niet van mezelf. Ik kijk tv met een plaid over me heen, de warme zomer was een godsgeschenk. Laatst heb ik een zak kleding van straat gejat, bestemd voor het goede doel. Er zat veel troep in, maar ook een vest waarmee ik zo vreselijk blij ben!  En dan waren daar onverwacht die boodschappen van een ex-collega. Blikken soep, waxinelichtjes, merkkoffie, rookworst, luxe toiletpapier. Ik kon mijn geluk niet op.

Kappersdroom

Te lang heb ik Tons argumenten waarin hij bevestiging zocht om te blijven drinken geaccepteerd. Ik voel me ongelooflijk onnozel dat ik zo lang ben meegegaan in zijn smoesjes. Liefde is ook elkaar af en toe tot verantwoording roepen. In dit leven krijg je nu eenmaal niets cadeau.
Dieper zakken dan dit kan niet meer. Over een jaar komen we uit de schuldsanering. Liefst met Ton, maar anders alleen. Mijn wens naar rust is zo groot, dat ik besloten heb dat als Ton weigert zich te laten behandelen voor zijn alcoholverslaving, ik bij hem wegga. Achter Tons rug heb ik een gesprek hierover aangevraagd de huisarts en haar gevraagd of zij met mijn man wil praten en hem kan doorverwijzen naar verslavingszorg. Zelf praat ik af en toe met iemand van Buurthulp. Over een jaar moét Ton gestopt zijn met drinken. Nu wordt hulp nog vergoed, en daardoor heb ik hoop dat we daarna een nieuw leven kunnen opbouwen. Ik droom van een dagje uit met de trein. Van leren schoenen. Een verse haring. Ik wil mijn haar weer laten blonderen bij de kapper.
Na twintig jaar financiële ellende en geworstel, kan ik niet meer. Ik voel me met de nek aangekeken in dit dorp. Daar heb je dat domme vrouwtje weer met de slonzige kleding en de grijze uitgroei. Op de fiets, met haar bierkratje achterop. Ik ga de herfst van mijn leven in. Ik snak naar mijn eigen Indian Summer, wat vrolijkheid. Met een kop koffie op een terras. En misschien ook wel een appelpunt.”

*Wegens privacyredenen zijn de namen in dit interview veranderd.

©EvelineKarman

Mijn gekozen waardering € -